Op de markt zag ik een man in zijn
beste Duits twee klanten te woord staan: ‘Rauch mal, rauch mal!’. De man zei
dat het Duitse bloemen waren en duwde ze onder hun neus alsof ze thuis er in
ruiken konden. Ik kocht tulpen. Ik zette ze pas net in hun vaas, maar vroeg me
al af of je ze kan horen groeien. Ze kraken. Ik kan maar niet bedenken waar het
geluid op lijkt. Witlof. Ik denk aan witlof. Ik weet niet goed hoe witlof klinkt.
Ik eet het niet graag.
De bloemen leunen tegen hun blad. Sommigen kijken voorzichtig de kamer
in. Geplukt en nu op mijn tafel. Ze staan dicht op elkaar en houden elkaars
handen vast. Groene jasjes en rode wangen. Ik hoop dat ze niet teveel last
hebben gehad van de kou. Het was nog vroeg en ik was blij dat ik mijn
handschoenen bij me had. Nu liggen ze op de kachel te warmen. Ik zit aan mijn
tafel en kijk uit het raam. De zon schijnt met lome ogen terug en verlicht het
water in de vaas als in een nieuw aangelegde plas. Het is wachten op het
nijlpaard. Ik lach om het idee, veeg een stofje van mijn rok en loop naar het
koffiezetapparaat. Zes grote scheppen.
Met de hete koffiepot in mijn hand
loop ik terug de kamer in. Ze zitten nog netjes op hun plek. Ze hebben hun jas
aangehouden. Er wordt zachtjes met elkaar gepraat, maar het wordt stil
wanneer ik de kamer binnen kom. ‘Koffie!’, zeg ik en ik laat de kan zien. Ze
glimlachen, knikken en draaien wat. De kleine in de hoek verstopt haar gezicht
achter de rits van haar kraag, maar steekt haar nek nu uit om te zien of er ook
iets anders te drinken op tafel staat. Samen wennen ze langzaam aan de
temperatuur die op de thermometer staat. Er worden een paar jassen uit gedaan. Allemaal
zijn ze anders, maar de lijnen op hun blaadjes zijn met dezelfde fijne penseel
gezet.
Wanneer de laatste zijn beker leeg
op tafel zet, zie ik een rood blaadje op de grond naast de tafel. Met moeite
buig ik naar de grond en raap het op. Niemand had het nog gezien. Als in een
reflex kijken we naar de klok. Het is vijf uur. De schemer lost de zon af voor een
pauze. Krakend trekken mijn gasten hun jas wat strakker om hun lijf. De kleine
ritst die van haar met concentratie dicht. Misschien hadden ze toch last van de
kou. Dit is niet het bezoek dat blijven zal. Straks zal ik ze uitlaten, maar nu
nog even niet.