woensdag 4 september 2013

Mijn verhaal

In mijn hoofd wringen gedachten als de ellebogen van heel veel broertjes en zusjes op de achterbank van de auto. Het afgelopen jaar nam ik de tijd om te bedenken naar welke ik luisteren ging. Van alle gedachten wilde één maar niet weg. Die van Groningen. Mijn gevoel, mijn familie en C.O. Jellema achterna. Voor even woonde ik op de boerderij waar mijn vader als jongen ook de koeien uit het veld heeft gehaald. Nu willen de wind, de geur en de grond niet meer uit mijn hoofd. En dat hoeft ook niet. Het is waar het verhaal van mijn familie begon. En nu die van mij.

Niet meer rennen om de universiteit bij te houden, maar stil kunnen blijven staan bij wat ik écht mooi vind. Ik ga alleen verder in de literatuur op de manier die ik mooi vind. De verhalen blijven over. Ik heb het afgelopen jaar veel geprobeerd te schrijven, maar het lukte mij niet mijn gedachten goed genoeg te vinden. De denker in mij mag iets minder hard gaan werken; ik ga nu eerst even doen. Ik ga leren hoe ik een tuinder word.

Voor het eerst heb ik een keuze gemaakt op mijn gevoel. Doodeng, maar nog nooit zo fijn. Ik weet zeker dat door op een plek te zijn waar ik mij fijn voel, de verhalen ook weer terugkomen gaan. Maar eerst die van mij. Ik begin hier. 

vrijdag 23 augustus 2013

Wel doen

De laatste tijd kom ik steeds dieren tegen die mij van mijn fiets af laten stappen, om doen draaien en terug doen lopen. Ik kan het niet niet. Eerst de kraai op het Janskerkhof. Op de rand van de fontein was de moed hem zwaar in de veren gaan zitten. Turen naar het water zoals mensen dat doen. Ik ben maar naast hem gaan zitten. Toen de duif in Lissabon. Deze. Hij zat bij de uitgang van het museum in elkaar gedoken. Ik kon niet veel meer dan 'hoi' zeggen en hem wat water geven. Ik had het ook niet kunnen doen, maar wel doen vind ik mooier. 

In mij schuilt nog altijd de soepschildpad reddende ranger van de WNF-rangerclub. 


maandag 4 maart 2013

Bezoek


Op de markt zag ik een man in zijn beste Duits twee klanten te woord staan: ‘Rauch mal, rauch mal!’. De man zei dat het Duitse bloemen waren en duwde ze onder hun neus alsof ze thuis er in ruiken konden. Ik kocht tulpen. Ik zette ze pas net in hun vaas, maar vroeg me al af of je ze kan horen groeien. Ze kraken. Ik kan maar niet bedenken waar het geluid op lijkt. Witlof. Ik denk aan witlof. Ik weet niet goed hoe witlof klinkt. Ik eet het niet graag.

De bloemen leunen tegen hun blad. Sommigen kijken voorzichtig de kamer in. Geplukt en nu op mijn tafel. Ze staan dicht op elkaar en houden elkaars handen vast. Groene jasjes en rode wangen. Ik hoop dat ze niet teveel last hebben gehad van de kou. Het was nog vroeg en ik was blij dat ik mijn handschoenen bij me had. Nu liggen ze op de kachel te warmen. Ik zit aan mijn tafel en kijk uit het raam. De zon schijnt met lome ogen terug en verlicht het water in de vaas als in een nieuw aangelegde plas. Het is wachten op het nijlpaard. Ik lach om het idee, veeg een stofje van mijn rok en loop naar het koffiezetapparaat. Zes grote scheppen.

Met de hete koffiepot in mijn hand loop ik terug de kamer in. Ze zitten nog netjes op hun plek. Ze hebben hun jas aangehouden. Er wordt zachtjes met elkaar gepraat, maar het wordt stil wanneer ik de kamer binnen kom. ‘Koffie!’, zeg ik en ik laat de kan zien. Ze glimlachen, knikken en draaien wat. De kleine in de hoek verstopt haar gezicht achter de rits van haar kraag, maar steekt haar nek nu uit om te zien of er ook iets anders te drinken op tafel staat. Samen wennen ze langzaam aan de temperatuur die op de thermometer staat. Er worden een paar jassen uit gedaan. Allemaal zijn ze anders, maar de lijnen op hun blaadjes zijn met dezelfde fijne penseel gezet.

Wanneer de laatste zijn beker leeg op tafel zet, zie ik een rood blaadje op de grond naast de tafel. Met moeite buig ik naar de grond en raap het op. Niemand had het nog gezien. Als in een reflex kijken we naar de klok. Het is vijf uur. De schemer lost de zon af voor een pauze. Krakend trekken mijn gasten hun jas wat strakker om hun lijf. De kleine ritst die van haar met concentratie dicht. Misschien hadden ze toch last van de kou. Dit is niet het bezoek dat blijven zal. Straks zal ik ze uitlaten, maar nu nog even niet. 

zondag 23 december 2012

Benen

De jongen trekt een boodschappenkarretje achter zich aan. Het ziet er uit alsof hij boodschappen voor iemand anders heeft gedaan. Zijn moeder of zijn oma. Elke keer als hij zijn rechterbeen naar achter zet, schopt hij tegen het karretje aan. Het past niet meer, zijn benen zijn te lang.

donderdag 20 december 2012

Bergtop


We felt the lonely beauty of the evening, the immense roaring silence of the wind, the tenuousness of our tie to all below. There was a hint of fear, not for our lives, of a vast unknown which pressed in upon us. A fleeting feeling of dissapointment – that after all those dreams and questions this was only a mountain top – gave way to the suspicion that maybe there was something more, something beyond the three-dimensional form of the moment. If only it could be perceived.

Thomas F. Hornbein
Everest – The West Ridge

maandag 27 juni 2011

Mens

De dikke buik kreeg een naam, een mensenmeisje kwam erbij. Nog nooit zoiets teers gezien; zo leeg en zo naar alle kanten open als een zingende kooi nog zonder vogel.

Na de geboorte van mijn nichtje stelde ik mij dezelfde vraag als Tamara Miranda deed in haar documentaire 'Met Nieuwe Ogen'. Nog nooit had ik zo graag samen willen kijken, er een paar nieuwe ogen bij gewild. Ik ben nog nooit zo geraakt door, en heb nog nooit zo gelachen om een documentaire.

Bekijk de documentaire HIER.

woensdag 8 juni 2011

Berm

Ik zag een dode eend op de weg. In de berm stond haar familie. Ik had met ze te doen en wilde van mijn fiets stappen om samen met de eenden te kijken, maar ik deed het niet. Ik reed net als de rest van de straat door.

Vanmiddag deed ik twee keer hetzelfde en twee keer dacht ik dat ik het deed zoals het moest. Ik kwam er twee keer achter dat dat niet zo was. Allebei de keer dacht ik weer aan de eend en dat ik ook in de berm wilde gaan zitten.